• in·ter·pel·la·tie
enkelvoud meervoud
naamwoord interpellatie interpellaties
verkleinwoord - -

de interpellatiev [3]

  1. vraag om inlichtingen aan een bestuurder, vooral in de kamer door een kamerlid gesteld aan een minister
65 % van de Nederlanders;
91 % van de Vlamingen.[4]