internationaliseren
- in·ter·na·ti·o·na·li·se·ren
- afgeleid van het Franse internationaliser (met het voorvoegsel inter- en met het achtervoegsel -iseren) [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
internationaliseren |
internationaliseerde |
geïnternationaliseerd |
zwak -d | volledig |
internationaliseren
- overgankelijk internationaal maken
- Het woord internationaliseren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.