interimaris
- Geluid: interimaris (hulp, bestand)
- in·te·ri·ma·ris
- Leenwoord uit het modern Latijn, in de betekenis van ‘plaatsvervanger’ voor het eerst aangetroffen in 1984 [1]
- afgeleid van interim met het achtervoegsel -aris [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | interimaris | interimarissen |
verkleinwoord | - | - |
de interimaris m
- plaatsvervanger
- (beroep) tijdelijke werkkracht
- Het woord interimaris staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "interimaris" herkend door:
12 % | van de Nederlanders; |
74 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ "interimaris" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ interimaris op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be