instromen
- in·stro·men
- samenstelling van in en stromen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
instromen |
stroomde in |
ingestroomd |
zwak -d | volledig |
instromen [1]
- ('stromend') ergens binnenkomen
de instromen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord instroom
- Het woord instromen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "instromen" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be