instormen
- in·stor·men
- samenstelling van in bw en stormen ww
instormen [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
instormen |
stormde in |
ingestormd |
zwak -d | volledig |
- met veel lawaai, kracht en snelheid ergens naar binnengaan of binnendringen
- 'Een aantal mannen kwamen de tent waar we vastgehouden werden instormen. Ze vroegen in het Engels wie we waren en hoe lang we al vastgehouden werden. Onder bedreiging met een aantal kalashnikovs werden we meegesleurd en in een auto weggevoerd.' [2]
- De man zat die avond omstreeks 21.30 uur achter de kassa, toen twee overvallers zijn winkel instormden. Het duo bedreigde de man met een wapen en overviel de 33-jarige winkelier. Die was niet echt onder de indruk van het duo en ging direct het gevecht met hen aan. [3]
- Het woord instormen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "instormen" herkend door:
81 % | van de Nederlanders; |
78 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Tubantia 27-07-12 Oerlemans 'zo fris als een hoentje' na ontvoering
- ↑ De Telegraaf 25 nov. 2018 Heldhaftige winkelier vat overvaller in kraag
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be