ingebigd
- in·ge·bigd
- vervoeging van inbiggen: voltooid deelwoord, op te vatten als samenstelling van in en gebigd ww
vervoeging van: | inbiggen… |
geen verbogen vorm |
ingebigd
- voltooid deelwoord van inbiggen
- ▸ Ik hoef een gehaktstaaf maar aan te kijken of hij heeft zich al in mijn buikwand en taille ingebigd.[1]
- Het woord 'ingebigd' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Weblink bron “What's on a man's mind”, e-book (2015), Fosfor, Amsterdam, ISBN 9789462251489, hfst. Bloot