incorporeren
- in·cor·po·re·ren
- afgeleid van het Franse incorporer (met het achtervoegsel -eren) [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
incorporeren |
incorporeerde |
geïncorporeerd |
zwak -d | volledig |
incorporeren
- inlijven bij
- opnemen in iets
- We hebben de wensen kunnen incorporeren in het ontwerp.
1.
- Het woord incorporeren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "incorporeren" herkend door:
81 % | van de Nederlanders; |
90 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Wiktionnaire
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be