incorporeerde
- in·cor·po·reer·de
vervoeging van |
---|
incorporeren |
incorporeerde
- enkelvoud verleden tijd van incorporeren
- Ik incorporeerde.
- Jij incorporeerde.
- Hij, zij, het incorporeerde.
- Ik incorporeerde.
- Het woord incorporeerde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.