inbusbout
- in·bus·bout
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | inbusbout | inbusbouten |
verkleinwoord | inbusboutje | inbusboutjes |
de inbusbout m
- een bout met een binnenzeskant die alleen met een inbussleutel kan worden aan- of losgedraaid
- Het woord inbusbout staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "inbusbout" herkend door:
68 % | van de Nederlanders; |
57 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ inbusbout op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be