• in- en in·bra·ve

in- en inbrave

  1. verbogen vorm van de stellende trap van in- en inbraaf
    • Wie aan het leven van zijn eigen grootouders en eventueel overgrootouders heeft geroken, zal veel herkennen in de ietwat formalistische maar tegelijk in- en inbrave en integere levensbeschouwelijkheid van de hoofdpersoon, (...) [1]