immigrante
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: immigrante (hulp, bestand)
Woordafbreking
- im·mi·gran·te
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | immigrante | immigrantes |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de immigrante v
- vrouw die oorspronkelijk uit een ander land komt
- ▸ Op Long Island betaalden innemende personen geen rekeningen en bovendien: ze was een immigrante.[1]
- ▸ "Het inreisverbod is een kwestie die me na aan het hart gaat, omdat ik zelf immigrante ben", vertelt Hill aan het NOS-radioprogramma Met het Oog op Morgen. "Ik moest er eerst meer over lezen, omdat ik ook verbaasd was, maar toen kon ik het toch begrijpen."[2]
Afgeleide begrippen
- immigrant, immigrantenkind, immigrantenzoon, immigrantengezin, immigrantengroep, immigrantenbeleid, immigrantenstroom, immigrantengemeenschap
Gangbaarheid
- Het woord immigrante staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Johan Harstad (vert. Edith Koenders en Paula Stevens)“Max, Mischa & het Tet-offensief” (2017), Podium , ISBN 9789057598500
- ↑ Weblink bron “In Kentucky steunen ze Trump: hij probeert Amerika veilig te houden” (31-01-2017), NOS