Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ide·a·lis·te
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord idealiste idealistes
verkleinwoord idealistetje idealistetjes

Zelfstandig naamwoord

de idealistev

  1. vrouw die met veel overtuiging idealen nastreeft
Verwante begrippen

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen