icetea
  • ice·tea
  • uit het Latijn
enkelvoud meervoud
naamwoord icetea iceteas
verkleinwoord

de iceteam

  1. (drinken) frisdrank met de smaak van thee
    • Ze zou wel een prosecco lusten. Of een wilde cocktail. Maar Jan-Jaap zou dat onverantwoord vinden. Ze bestelt nog een icetea. Tot nu toe verloopt de vakantie rampzalig, maar niet slechter dan verwacht. [1] 
    • Ook Loiza Lamers kiest voor een diva-start van de week: in een bubbelbad geniet ze van een gesponsord blikje icetea. [2] 
75 % van de Nederlanders;
70 % van de Vlamingen.[3]
  1. Pfeiffer, Ilja Leonard
    "Grand Hotel Europa" 2018 ISBN 978-90-295-2622-7 pagina 92
  2. Tubantia Marlies van Leeuwen en Suzanne Borgdorff 19-11-18 Dré Hazes tipt kleine jongen-boxers en Maan klef op Bali
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be