ic-verpleegkundige

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ic-ver·pleeg·kun·di·ge
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord ic-verpleegkundige ic-verpleegkundigen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de ic-verpleegkundigev / m

  1. (medisch) (beroep) een verpleegkundige die werkzaam is op de intensive care van een ziekenhuis
    • De ic-verpleegkundige draaide een dienst van 12 uur achter elkaar. 

Meer informatie