• hus·siet
  • genoemd naar Johannes Hus(s) (ca. 1470-1515) [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord hussiet hussieten
verkleinwoord

de hussietm

  1. een aanhanger van Jan Hus
     Een jaar later, onder invloed van zijn negatieve ervaringen, sprak Luther voor het eerst twijfel uit over het gezag van de paus. „Maar Luther ontkende nog dat hij een hussiet was, een volgeling van Jan Hus. Pas in 1520 sprak hij uit dat het gezag van de Bijbel dat van paus en concilies te boven gaat, en stemde hij openlijk in met het denken van Hus. Zo kon hij dan op de Rijksdag in Worms een beroep doen op de Bijbel met de leus: „Alleen de Schrift.””[2]
19 % van de Nederlanders;
16 % van de Vlamingen.[3]
  1. hussiet op website: Etymologiebank.nl
  2.   Weblink bron
    30-08-2016
    “„Voor Luther werd Christus de leesbril”” (Dr. Pieter J. Lalleman), Reformatorisch Dagblad
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be