• hulp·vaar·dig·heid
enkelvoud meervoud
naamwoord hulpvaardigheid hulpvaardigheden
verkleinwoord - -

de hulpvaardigheidv

  1. bereidheid om steun of assistentie te verlenen
    • Gelukkig was de hulpvaardigheid van de omstanders groot en stond de oude man snel weer overeind.