• huds
enkelvoud meervoud
naamwoord huds hudsen
verkleinwoord

de hudsv

  1. (verouderd) versleten lap, vod Arch. (1811)
    • Die heel wel maken als zij in de hudsen zijn.[1]. 
  1. Weiland, P.
    Nederduitsch taalkundig woordenboek. (1807-1811)


  • huds
Naar frequentie 129256

huds

  1. genitief onbepaald gemeenschappelijk geslacht enkelvoud van hud


  • huds
Naar frequentie 139868

huds

  1. genitief onbepaald gemeenschappelijk geslacht enkelvoud van hud


  • huds
Naar frequentie 174012

huds

  1. genitief onbepaald gemeenschappelijk geslacht enkelvoud van hud