hotelovernachting
- ho·tel·over·nach·ting
- Samenstelling van hotel en overnachting
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | hotelovernachting | hotelovernachtingen |
verkleinwoord |
de hotelovernachting v
- het verblijven in een hotel en daar de nacht doorbrengen
- De hotelovernachting werd een maand van te voren geboekt.
- Het woord hotelovernachting staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.