hotelhoudster
- ho·tel·houd·ster
- samenstelling van hotel zn en houdster zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | hotelhoudster | hotelhoudsters |
verkleinwoord | hotelhoudstertje | hotelhoudstertjes |
de hotelhoudster v
- (beroep) vrouw die een hotel exploiteert
- ▸ Als voorbeeld noemt de hotelhoudster rederijen. Die zijn in Griekenland vrijgesteld van belastingen. Mogelijk gaat de regering nu de wet aanpassen, zodat de reders ook belasting moeten gaan betalen.[1]
- ▸ Een Nederlandse hotelhoudster in het gebied vreest ook dat het landschap vol draaiende molens voor bezoekers die rust zoeken niet echt aantrekkelijk is. "Het helpt het toerisme in ieder geval niet", zegt ze. "Juist in een land dat enorm investeert in toerisme is de de logica van dit beleid ver te zoeken."[2]
- Het woord hotelhoudster staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Weblink bron “Grieken: van een kale kip kan je niet plukken” (zondag 22 februari 2015, 09:26), NOS
- ↑ Weblink bron “Vergroening helpt de vergrijsde Spaanse dorpen nauwelijks” (zondag 13 februari 2022, 18:59), NOS