hospitawonen
- hos·pi·ta·wo·nen
- samenstelling van hospita zn en wonen ww
hospitawonen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
hospitawonen |
||
onvolledig |
- één kamer huren in een woning van een particulier
- Het woord hospitawonen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.