• hooi·hoop·jes

de hooihoopjesmv

  1. verkleinwoord meervoud van het zelfstandig naamwoord hooihoop
     Als we één van de laatste hooihoopjes opladen, stuiven er tientallen veldmuizen onder vandaan.[1]
  1.   Weblink bron
    Elias Mutor
    “Herinneringen aan de vooruitgang”, ebook, Novum Publishing, Amsterdam, ISBN 9783990643105, hfst. 7