hoogsprongen
- Geluid: hoogsprongen (hulp, bestand)
- IPA: / ˈhoxsprɔŋə(n) / (3 lettergrepen)
- hoog·spron·gen
- hoogsprong met uitgang -en
de hoogsprongen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord hoogsprong
- Meerkampster Marjolein Bolten heeft een aantal goede hoogsprongen, maar kan ondanks een 1.67 meter, net niet strijden om de medailles. [1]
vervoeging van |
---|
hoogspringen |
hoogsprongen
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van hoogspringen
- ...dat wij hoogsprongen.
- ...dat jullie hoogsprongen.
- ...dat zij hoogsprongen.
- Afgelopen zaterdag zag ik via die stoffige, maar o zo betrouwbare BBC vooral die antwoorden: blije mensen die simpele dingen deden. Die hard renden of mooi hoogsprongen. [2]
- ...dat wij hoogsprongen.
- Het woord 'hoogsprongen' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Goud en tweemaal zilver voor AVH-atleten (23 februari 2016) op website: hcnieuws.nl; geraadpleegd 2017-06-06
- ↑ Smeets,M.De laatste dus... (1 augustus 2013) op website: trouw.nl; geraadpleegd 2017-06-06