• hoog·lijk
  • afleiding van hoog met het achtervoegsel -lijk

hooglijk [1]

  1. in hoge mate; heel erg
     De regimentscommandant van het eerste regiment was hooglijk verbaasd over het bevel van de opperbevelhebber om tirailleurs naar voren te sturen.[2]
     Bij de Republikeinen, de partij van Sessions, zijn ze in de wandelgangen "hooglijk verbaasd en verontrust", maar de partijleiding probeert de zaak vooralsnog te sussen. "Die wil eerst goed onderzoeken wat er aan de hand is voordat er een beslissing wordt genomen."[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Oorlog en Vrede” (1869), van Oorschot, ISBN 978902825115 1
  3.   Weblink bron “'Contact Sessions met Russen brengt Trump opnieuw in lastig parket'” (02-03-2017), NOS