hooglichtje
- Geluid: hooglichtje (hulp, bestand)
- IPA: / ˈhoxlɪx(t)jə / (3 lettergrepen)
- hoog·licht·je
het hooglichtje o
- verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord hooglicht
- ▸ ⧖ Hinderlijk is hier weer, dat op een stilleven de tegelwand in den achtergrond schijnt te steunen op den rand van het tafelvlak; dat op een ander, witte wand en wit tafelkleed één stof zijn en één gesteldheid in het tafereel; en waarom zoo nadrukkelijk (en zeer storend) dat hooglichtje — een vierkant wit plekje — gemarkeerd op de stolp van de overigens delicaat geschilderde pronkbouquet?[1]
- Het woord 'hooglichtje' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Pulchri Studio. Groepententoonstelling. in: Nieuwe Rotterdamsche Courant , jrg. 84 nr. 104 (15 april 1927), Nijgh, Rotterdam, p. 9 kol. 2