• hoog·ge·spron·gen
vervoeging van: hoogspringen…
verbogen vorm: hooggesprongene

hooggesprongen

  1. voltooid deelwoord van hoogspringen
    • Daarnaast organiseren Sjöberg en zijn kornuiten zelf meetings, waar alleen wordt hooggesprongen. [1]
    • Er werd uitmuntend „hooggesprongen", de oefeningen aan de „brug", zoomede de „standen" met en door de „ijzeren staven" waren bijzonder goed. [2]