honderdzestigjarige

  • hon·derd·zes·tig·ja·ri·ge

Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als bijvoeglijk naamwoord

honderdzestigjarige

  1. verbogen vorm van de stellende trap van honderdzestigjarig
    • De vulkaan werd weer actief na een honderdzestigjarige periode zonder uitbarstingen. 
enkelvoud meervoud
naamwoord honderdzestigjarige honderdzestigjarigen
verkleinwoord

de honderdzestigjarigev / m

  1. levend wezen dat 160 jaar oud is of iets dat 160 jaar bestaat
    • De honderdzestigjarige is voor een schildpad nog heel actief.