honderdzesentachtigjarige

  • hon·derd·zes·en·tach·tig·ja·ri·ge

Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als bijvoeglijk naamwoord

honderdzesentachtigjarige

  1. verbogen vorm van de stellende trap van honderdzesentachtigjarig
    • De vulkaan werd weer actief na een honderdzesentachtigjarige periode zonder uitbarstingen. 
enkelvoud meervoud
naamwoord honderdzesentachtigjarige honderdzesentachtigjarigen
verkleinwoord

de honderdzesentachtigjarigev / m

  1. levend wezen dat 186 jaar oud is of iets dat 186 jaar bestaat
    • De honderdzesentachtigjarige is voor een schildpad nog heel actief.