honderdvijfenvijftigjarige

  • hon·derd·vijf·en·vijf·tig·ja·ri·ge

Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als bijvoeglijk naamwoord

honderdvijfenvijftigjarige

  1. verbogen vorm van de stellende trap van honderdvijfenvijftigjarig
    • De vulkaan werd weer actief na een honderdvijfenvijftigjarige periode zonder uitbarstingen. 
enkelvoud meervoud
naamwoord honderdvijfenvijftigjarige honderdvijfenvijftigjarigen
verkleinwoord

de honderdvijfenvijftigjarigev / m

  1. levend wezen dat 155 jaar oud is of iets dat 155 jaar bestaat
    • De honderdvijfenvijftigjarige is voor een schildpad nog heel actief.