honderdtweeënzeventigjarige

  • hon·derd·tweeën·ze·ven·tig·ja·ri·ge, hon·derd·twee·en·ze·ven·tig·ja·ri·ge

Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als bijvoeglijk naamwoord

honderdtweeënzeventigjarige

  1. verbogen vorm van de stellende trap van honderdtweeënzeventigjarig
    • De vulkaan werd weer actief na een honderdtweeënzeventigjarige periode zonder uitbarstingen. 
enkelvoud meervoud
naamwoord honderdtweeënzeventigjarige honderdtweeënzeventigjarigen
verkleinwoord

de honderdtweeënzeventigjarigev / m

  1. levend wezen dat 172 jaar oud is of iets dat 172 jaar bestaat
    • De honderdtweeënzeventigjarige is voor een schildpad nog heel actief.