honderdtweeëndertigjarige

  • hon·derd·tweeën·der·tig·ja·ri·ge, hon·derd·twee·en·der·tig·ja·ri·ge

Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als bijvoeglijk naamwoord

honderdtweeëndertigjarige

  1. verbogen vorm van de stellende trap van honderdtweeëndertigjarig
    • De vulkaan werd weer actief na een honderdtweeëndertigjarige periode zonder uitbarstingen. 
enkelvoud meervoud
naamwoord honderdtweeëndertigjarige honderdtweeëndertigjarigen
verkleinwoord

de honderdtweeëndertigjarigev / m

  1. levend wezen dat 132 jaar oud is of iets dat 132 jaar bestaat
    • De honderdtweeëndertigjarige is voor een schildpad nog heel actief.