honderdtwaalfjarige

  • hon·derd·twaalf·ja·ri·ge

Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als bijvoeglijk naamwoord

honderdtwaalfjarige

  1. verbogen vorm van de stellende trap van honderdtwaalfjarig
    • De vulkaan werd weer actief na een honderdtwaalfjarige periode zonder uitbarstingen. 
enkelvoud meervoud
naamwoord honderdtwaalfjarige honderdtwaalfjarigen
verkleinwoord

de honderdtwaalfjarigev / m

  1. levend wezen dat 112 jaar oud is of iets dat 112 jaar bestaat
    • De honderdtwaalfjarige is de oudste inwoonster van de stad.