honderddrieënvijftigjarige

  • hon·derd·drieën·vijf·tig·ja·ri·ge, hon·derd·drie·en·vijf·tig·ja·ri·ge

Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als bijvoeglijk naamwoord

honderddrieënvijftigjarige

  1. verbogen vorm van de stellende trap van honderddrieënvijftigjarig
    • De vulkaan werd weer actief na een honderddrieënvijftigjarige periode zonder uitbarstingen. 
enkelvoud meervoud
naamwoord honderddrieënvijftigjarige honderddrieënvijftigjarigen
verkleinwoord

de honderddrieënvijftigjarigev / m

  1. levend wezen dat 153 jaar oud is of iets dat 153 jaar bestaat
    • De honderddrieënvijftigjarige is voor een schildpad nog heel actief.