honderdachtentachtigjarige

  • hon·derd·acht·en·tach·tig·ja·ri·ge

Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als bijvoeglijk naamwoord

honderdachtentachtigjarige

  1. verbogen vorm van de stellende trap van honderdachtentachtigjarig
    • De vulkaan werd weer actief na een honderdachtentachtigjarige periode zonder uitbarstingen. 
enkelvoud meervoud
naamwoord honderdachtentachtigjarige honderdachtentachtigjarigen
verkleinwoord

de honderdachtentachtigjarigev / m

  1. levend wezen dat 188 jaar oud is of iets dat 188 jaar bestaat
    • De honderdachtentachtigjarige is voor een schildpad nog heel actief.