homologeren
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: homologeren (hulp, bestand)
Woordafbreking
- ho·mo·lo·ge·ren
Woordherkomst en -opbouw
- afgeleid van het Franse homologuer (met het achtervoegsel -eren) [1] [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
homologeren |
homologeerde |
gehomologeerd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
homologeren [3]
- overgankelijk bekrachtigen, goedkeuren
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Gangbaarheid
- Het woord homologeren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.