homejacking
- Geluid: homejacking (hulp, bestand)
- IPA: / ˈhomdʒɛkiŋ / (3 lettergrepen)
- home·jac·king
- uit het Engels
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | homejacking | homejackings |
verkleinwoord |
- het stelen van een auto door in het huis van de eigenaars de autosleutels te roven
- De Belgische politie heeft vrijdag de crimineel Aza Petrovic opgepakt. De man uit voormalig Joegoslavië, bijgenaamd De Dwerg, werd vorig jaar bij verstek veroordeeld tot zes jaar cel voor een zogenoemde homejacking. [1]
- Zemmouri werd in juli 2016 veroordeeld tot veertig maanden voorwaardelijk voor zijn betrokkenheid bij een geplande homejacking (diefstal van een auto na inbraak in de woning voor de autosleutels) in 2015. [2]
- Het woord homejacking staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "homejacking" herkend door:
45 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Reformatorisch Dagblad 07-04-2017 België pakt gezochte ‘dwergcrimineel’ op
- ↑ Reformatorisch Dagblad 13-01-2017 Belg klaagt staat aan wegens foltering
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be