• hok sa·men
vervoeging van
samenhokken

hok samen

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van samenhokken
    • Ik hok samen. 
  2. gebiedende wijs van samenhokken
    • Hok samen! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van samenhokken
    • Hok je samen?