Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ho·ging
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord hoging hogingen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de hogingv

  1. (schilderkunst) aanbrengen van licht op een schilderij met een verhoogd gedeelte
  2. verhoging van een bod tijdens een veiling
  3. ophoging van een stuk land

Gangbaarheid

44 % van de Nederlanders;
40 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen