Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • hoep·net
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord hoepnet hoepnetten
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

het hoepneto

  1. (visserij) op een hoepel gespannen net aan een stok
  2. rond net, bevestigd aan een grote halve hoepel dat wordt gebruikt om fazanten te vangen

Gangbaarheid

16 % van de Nederlanders;
18 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen