• hoe·ge·naamd

hoegenaamd

  1. nagenoeg, bijna (niets, geen)
    • De oppositiepartij vond hoegenaamd geen steun bij de andere fracties. 
    • Onze baas is vandaag ziek en dan gebeurt er hoegenaamd niets.  
     Vooruitgang In premoderne samenlevingen had men een cyclische kijk op de geschiedenis: van vooruitgangsdenken was hoegenaamd geen sprake. Men ging ervan uit dat alles even slecht of goed zou blijven als het altijd was geweest.[1]
  2. nagenoeg, bijna (helemaal, compleet, volledig)
    • Kikkers ontbreken hoegenaamd in droge bossen. 
    • Met de uitverkoop hebben we hoegenaamd alles verkocht. 


85 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]
  1. “Hoe overleef ik de moderne wereld” (2033), Atlas Contact  , ISBN 9789045045979
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be