hobbelaar
- hob·be·laar
- Naamwoord van handeling van hobbelen met het achtervoegsel -aar[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | hobbelaar | hobbelaars |
verkleinwoord |
de hobbelaar m
- blokschaaf met een gebogen oppervlak
- Het woord hobbelaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "hobbelaar" herkend door:
82 % | van de Nederlanders; |
76 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be