Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • hitst op
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
ophitsen

hitst (…) op

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ophitsen
    • Jij hitst op. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ophitsen
    • Hij hitst op. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van ophitsen
    • Hitst op! 

Gangbaarheid