• hik·ket
Naar frequentie 244140

har hikket

  1. zwakke verbuiging voltooide tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van hikke

hikket

  1. zwakke verbuiging van hikke

hikket

  1. nominatief bepaald mannelijk enkelvoud van hik


  • hik·ket
Naar frequentie 93450

hikket

  1. zwakke verbuiging verleden tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van hikke

hikket

  1. zwakke verbuiging verleden tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van hikke

har hikket

  1. zwakke verbuiging voltooide tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van hikke

hikket

  1. zwakke verbuiging voltooid (verleden) deelwoord bedrijvende vorm van hikke

hikket

  1. nominatief bepaald onzijdig enkelvoud van hikk


  • hik·ket

hikket

  1. nominatief bepaald onzijdig enkelvoud van hikk