hielp af
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- hielp af
Woordherkomst en -opbouw
Werkwoord
vervoeging van |
---|
afhelpen |
hielp af
- enkelvoud verleden tijd van afhelpen
- Ik hielp af.
- Jij hielp af.
- Hij, zij, het hielp af.
- Ik hielp af.
Gangbaarheid
- Het woord hielp af staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.