• heu·vel·op

heuvelop [1]

  1. naar boven toe op een kleine berg
     Aranburu ging op driehonderd meter van de streep als eerste aan. Colbrelli wist dat hij de Spanjaard, die ook gespecialiseerd is in sprints heuvelop, niet kon laten rijden. Hij kroop in zijn wiel mee, versnelde op het juiste moment en kon eindelijk juichen. In de eerste twee etappes viste Colbrelli net achter het net in de sprint, omdat een vluchter het aanstormende peloton voor wist te blijven.[2]
     Jarmusch’ met Hollywoodsterren overladen film ging met veel bombarie in de competitie in première in het festivalpaleis aan de jachthaven van het steenrijke stadje; het VR-werk, geselecteerd voor het bijprogramma Quinzaine des Réalisateurs, is te zien in een kleine kunstgalerie, hemelsbreed op een steenworp afstand van het festivalgewoel, maar dankzij een wandeling heuvelop er toch flink van verwijderd.[3]



  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Na twee tweede plaatsen heeft Colbrelli zijn ritzege in Dauphiné te pakken” (01-06-2021), NOS
  3.   Weblink bron
    Joost Broeren-Huitenga
    “De maan, Jarmusch, Anderson en Huang samen in Cannes” (15 mei 2019), Het Parool