heroprichten
- her·op·rich·ten
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
heroprichten |
(richtte opnieuw op) (bijzin) heroprichtte |
heropgericht |
zwak -t | volledig |
heroprichten
- overgankelijk een niet meer bestaande organisatie weer in het leven roepen
- Na de oorlog werd de vereniging heropgericht.
- Omdat het werkwoord is afgeleid van een scheidbaar werkwoord met een voorvoegsel (her-) dat niet scheidbaar is, ontbreken de bepaalde vormen in een hoofdzin en worden zij omschreven met het bijwoord opnieuw.
- Zij richtten de vereniging opnieuw op.
- Hij was erg verheugd dat zij de vereniging heroprichtten.
- Het woord heroprichten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.