• her·ge·bruikt
  • vervoeging van hergebruiken: de stam met de uitgang -t, zonder ge- vanwege voorvoegsel
vervoeging van
hergebruiken

hergebruikt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van hergebruiken
    • Jij hergebruikt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van hergebruiken
    • Hij hergebruikt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van hergebruiken
    • Hergebruikt! 
vervoeging van: hergebruiken…
verbogen vorm: hergebruikte

hergebruikt

  1. voltooid deelwoord van hergebruiken