Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • her·ge·bruik·te

Werkwoord

vervoeging van
hergebruiken

hergebruikte

  1. enkelvoud verleden tijd van hergebruiken
    • Ik hergebruikte. 
    • Jij hergebruikte. 
    • Hij, zij, het hergebruikte. 
  2. verbogen vorm van hergebruikt, voltooid deelwoord van hergebruiken