Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • he·ke·laar
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord hekelaar hekelaars
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de hekelaarm

  1. persoon die anderen beschuldigt, bekritiseert en veroordeelt
     Hij wilde eigenlijk niet te veel over politiek schrijven, maar het onderwerp was onvermijdelijk. Hoogland ontwikkelde zich als een prominent hekelaar van de PvdA, maar haalt als observator boven alle partijen ook links en rechts uit naar de VVD en de PVV.[2]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).