• he·den·mor·gen

hedenmorgen [1]

  1. (tijdrekening) deze ochtend
     ' `Wat je het Gulden Vlies oplevert, als je nog op het ministerie zit' Albert, ik heb de indruk dat je vastbesloten bent me hedenmorgen met rook te voeden.[2]
     „460 is hedenmorgen te tien uur in een gehuurde fiacre naar haar modiste in de rue de Richelieu gereden en heeft daar een hoed van paars fluweel gepast.[3]