hebbes
- heb·bes
- In de betekenis van ‘tussenwerpsel: daar heb ik 't’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1937 [1]
hebbes
- een uitroep geuit wanneer men iets heeft weten te vangen
- "Hebbes!" riep hij toen hij eindelijk de gevallen trouwring uit het putje wist te halen.
- Het woord hebbes staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "hebbes" herkend door:
94 % | van de Nederlanders; |
90 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "hebbes" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be